Wonen in een gezinshuis
Soms kunnen er omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat je niet bij je eigen ouders kunt opgroeien. Wonen in een gezinshuis is dan een mogelijkheid. Dat is spannend. Wonen in een vreemd huis, bij vreemde mensen. Hoe gaat dat dan?
In het gezinshuis woon je met meerdere andere kinderen die ook niet bij hun eigen ouders kunnen wonen. Je woont er ook met twee gezinshuisouders en hun twee biologische dochters. De gezinshuisouders hebben de rol van vader en moeder. Zij zorgen voor alle kinderen in het gezinshuis en voeden ze op. De gezinshuisouders en alle kinderen samen vormen een samengesteld gezin dat er zoveel mogelijk uitziet en 'werkt' als een gewoon gezin.
Het gezinshuis is een gewoon huis in een gewone straat met gewone mensen. Een gezin met een vader en moeder die werken. Met kinderen die naar school gaan. Waar wordt gespeeld, koffie gedronken en gezellig gekletst. En ja, soms wordt er ook ruzie gemaakt. Of je moet een klusje doen waar je niet zo'n zin in hebt. Je kamer opruimen bijvoorbeeld. Of de hond uitlaten.
Gewoon en toch bijzonder
Wat maakt een gezinshuis dan anders dan een gewoon gezin? Ten eerste is het gezinshuis een samengesteld gezin. Alle kinderen hebben verschillende vaders en moeders. Alle kinderen hebben ook een verschillend verhaal. Ze hebben allemaal iets anders meegemaakt waardoor ze niet bij hun eigen ouders kunnen wonen. Soms zijn dit heftige gebeurtenissen. Dingen die moeilijk zijn om over te praten. Die je het liefst zo ver mogelijk weg stopt.
De gezinshuisouders zorgen al vijftien jaar voor kinderen die niet bij hun eigen ouders kunnen wonen. Zij hebben dus veel ervaring in het zorgen voor kinderen die moeilijke dingen hebben meegemaakt. De gezinshuisouders hebben hier soort van hun 'werk' van gemaakt. Dat klinkt een beetje gek. Maar toch is dat wat het verschil maakt met een gewoon gezin.
De gezinshuisouders zijn 'gewend' om kinderen te helpen om over moeilijke dingen te praten. Soms lukt praten niet. Dan is vaak aan het gedrag te zien dat er moeilijke dingen zijn. De gezinshuisouders raken daar niet van in de war. Ze zullen niet al het gedrag altijd goedkeuren maar ze zijn wel in staat om verder te kijken dan het gedrag. In het gezinshuis leer je om te dealen met wat je hebt meegemaakt en om op een positieve manier naar de toekomst te kijken. De gezinshuisouders steunen en helpen je daarbij. Zij kijken ook of daar nog andere hulp bij nodig is.



Drie keer vier
Wonen in een gezinshuis is zeker in het begin best spannend. Je weet niet wat er van je verwacht wordt. En je weet niet wat je kunt verwachten van de mensen in het gezinshuis. Iedereen moet aan elkaar wennen. Dat duurt meestal ongeveer vier weken. Daarna weet je een beetje hoe het 'werkt'. We zeggen dan: je bent geland.
Na vier maanden heb je alles wel zo'n beetje meegemaakt. Een vakantie, een verjaardag, een feestdag. Je bent misschien een keer ziek geweest. Je weet nu ook hoe dat gaat en begint je draai in het gezinshuis te vinden.
Als er vier seizoenen voorbij zijn heb je echt alles een keer gehad. Er is dan een heel jaar voorbij. Bij de meeste kinderen begint dan het gevoel te komen dat het gezinshuis ook echt een thuis is.